Uiteraard is de financiële en economische crisis duidelijk zichtbaar in de grafiek van de grondstoffenprijzen. Het zou vreemd zijn geweest als dat niet zo was, de klap voor met name de Westerse economieën was onverwacht en hard. De economieën van Europa en de VS maakten een diepe recessie mee. Daardoor nam de vraag naar grondstoffen binnen een korte tijd aanzienlijk af, waardoor de prijzen ook omlaag gingen.
De prijzen gingen echter ook omlaag omdat er sprake was van paniek onder beleggers en speculanten. Veel van hen namen het zekere voor het onzekere en bouwden hun posities in grondstoffen af. Bijvoorbeeld omdat zij ervan uitgingen dat de oude relatie, als de VS niest de rest van de wereld verkouden wordt, ook nu zou opgaan.
Maar wat ook duidelijk te zien is in de grafieken, is het feit dat de wereldeconomie al lang niet meer gelijk is aan een optelsom van Europa, de VS, Japan, Canada en Australië waarbij de rest van de wereld hooguit een afrondingsverschil was.
Wie bijvoorbeeld een blik werpt op de grafiek van olieprijs en het Chinese olieverbruik min eigen olieproductie, valt meteen op dat de olieprijs heel lang rond 20 dollar schommelde om vanaf medio jaren negentig omhoog te spuiten. Niet geheel toevallig is China sinds begin jaren negentig een olie-importeur, wat wil zeggen dat de eigen productie veel kleiner is dan eigen verbruik.
De economische groei in China en andere opkomende metgezellen is ook met de diepe recessies in het Westen hoog gebleven. Sterker nog, de groei in opkomende economieen nam zelfs verder in kracht toe. Terwijl de recessie nog lang niet uit alle Westerse landen verdwenen was – en in die landen waar dat wel het geval was, de economie niet echt uit zijn voegen barstte – begonnen de grondstoffenprijzen alweer te klimmen.
Dat is niet iets tijdelijks. Er is sprake van een duidelijke trend. Ik kan hier niet uitvoerig daarop ingaan (dan wordt dit stuk wel heel erg lang), iets dat ik wel in mijn boek Het inflatiespook – Waarom de inflatie in Nederland gaat toeslaan en hoe u uw vermogen kunt beschermen doe.
Maar om het een en ander wat inzichtelijker maken zijn hier wat cijfers uit een overzicht dat ik onlangs tegenkwam. Het gaat om het aandeel van China in de totale mondiale vraag naar een aantal metalen en over de groei van de vraag uit China tussen 2000 en 2009.
Grondstof Aandeel China in de mondiale vraag Toename vraag sinds 2000
Koper ca. 40% +270%
Nikkel ca. 42% + 839%
Aluminium ca. 36% + 255%
Lood ca. 42% + 485%
Zink ca. 43% + 250%
De cijfers spreken voor zich. Natuurlijk is het zo dat dit tempo niet eindeloos lang vol te houden is. De Chinese economische groei zal lager zijn, maar pas op: niet veel lager, het gaat om verschillen van hooguit 2 procentpunten.
Voor het uiteindelijke effect op de grondstoffenprijzen maakt het niet veel uit of de Chinese economische trein met 10 procent of tussen 8 en 9 procent per jaar blijft denderen. In beide gevallen neemt de vraag naar grondstoffen behoorlijk toe en het aanbod bij lange na niet zo veel (of daalt zelfs) met als gevolg dat de grondstoffen schaarser, en dus duurder, worden.
Dat geldt zeker omdat China niet de enige economie dis ie hard zal groeien de komende jaren. Hetzelfde geldt voor Zuid-Korea, Brazilië, Indonesië, Vietnam, India, Taiwan, Thailand, Chili en zo voorts. Allemaal hebben ze op zijn minst een ding gemeenschappelijk: ze draaien allemaal op grondstoffen. Veel (en steeds meer) grondstoffen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten