Hoezo inflatie, kijk maar naar de Ipad2. Die is dunner, sneller en beter dan de Ipad1 en kost toch evenveel, 499 dollar (zo'n 355 euro). Dat voorbeeld gebruikte William Dudley, President van de regionale centrale bank in New York en bestuurslid van de Amerikaanse centrale bank, de Fed.
Het leverde hem boegeroep, bij gebrek aan rotte tomaten. Dudley was op werkbezoek in Queens, een arbeidersdeel van New York.
De inwoners die de moeite namen (of tijd hadden!) Dudley te horen spreken, bestookten hem met vragen over hoge inflatie. Zij wezen dan naar hun energierekening, supermarktbonnetje en credit card bonnetjes van de lokale benzinepomp. ‘Wanneer bent u voor het laatst boodschappen gaan doen’, vroeg iemand Dudley.
Dudley erkende (hij kon ook moeilijk anders) dat voedsel duurder is geworden. Maar dat is geen inflatie, omdat veel andere spullen juist goedkoper zijn worden. Als voorbeeld haalde hij de IPad 2 aan. ‘Die Ipad 2 van je kan ik niet opeten’, schreeuwde een aanwezige.
In mijn boek Het inflatiespook heb ik behoorlijk wat pagina’s gewijd aan het verschil tussen de officiële inflatiecijfers en inflatie die mensen voelen. Dat verschil blijkt te ontstaan doordat veel zaken waaraan mensen geld uitgeven, niet eens worden geteld bij de berekening van het officiële inflatiecijfer, maar ook doordat statistici methodes gebruiken om prijzen aan te passen aan kwaliteit bijvoorbeeld. In de regel leiden die aanpassingen ertoe dat prijsstijgingen nooit volledig in inflatiecijfers terechtkomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten