Wie de laatste tijd een lezing bijgewoond heeft van een beleggingsadviseur of artikelen gelezen heeft over de vraag waar tegenwoordig te beleggen, heeft zeer vaak als antwoord ´opkomende landen´ gehoord of gelezen.
Vooropgesteld, ik deel die mening. De kans is groot dat de economische groei in die landen nog heel lang heel hoog zal zijn, zeker vergeleken met de groei hier bij ons in het Westen. Waarom in die landen te beleggen is dan ook makkelijk te onderbouwen.
De economieën groeiden vóór de crisis als kool, groeien sinds het begin van de crisis als kool (de huidige crisis is vooral een crisis voor ons in het Westen, maar ons egocentrische wereldbeeld zorgt ervoor dat we al snel over een mondiale crisis praten) en zullen als kool blijven groeien. De bevolking groeit er rap en wordt steeds welvarender, waardoor de middenklasse snel groter wordt en de vraag naar alle mogelijke goederen en diensten hard stijgt.
Immuun
Maar pas op, dat wil níet zeggen dat de economische groei ALTIJD hoog zal zijn of dat die landen immuun zijn voor flinke koersdalingen en crises. In dat opzicht zijn de recente onrusten in Noord-Afrika en het Midden-Oosten een voorbeeld bij uitstek. Of de verschrikkelijke aardbeving in Japan.
In
een blog op mijn inflatieblog.nl heb ik enige tijd geleden geschreven over een mooie wereldkaart afkomstig uit het laatste
World Economic Outlook van het IMF. Donkerblauw overal buiten het Westen waarbij donkerblauw stond voor hoge tot zeer hoge economische groei.
Maar eigenlijk hadden veel opkomende landen een dieprode kleur mogen krijgen. Niet omdat diep rood de kleur is van landen waar de economie krimpt, maar omdat de economieën van opkomende landen zo hard groeien, dat ze dreigen over te koken.
Oververhitting
Veel opkomende vertonen namelijk klassieke tekenen van oververhitting, zoals een hoge en verder stijgende
inflatie, de zeer sterke groei van kredietverlening en hier en daar toch zorgwekkende stijgingen van de onroerendgoedprijzen, zoals in Chinese steden zoals Peking en Sjanghai.
Ik hoor het u al zeggen: maar de centrale banken van Chili tot China verhogen toch hun rentes om de inflatie af te remmen. Dat vermindert toch het risico op een minder leuke periode in die economieën en de beurzen in die landen?
Ja, de centrale banken in opkomende landen verhogen de rentes. Maar zoals ik
eerder op inflatieblog geschreven heb is dat tot nog toe van weinig nut, omdat de renteverhogingen niet ver genoeg gaan.
De centrale banken zijn namelijk bang dat ze de rente te veel zullen verhogen, omdat het gevolg daarvan zou zijn een flinke groei-inzakking en vrij snel sociale onrusten zoals in Noord-Afrika of het Midden-Oosten. En dát is iets wat een land als China nog liever vermijdt dat een wat hogere inflatie. Kortom, het beleid van die centrale banken in die landen is geen beleid is dat gericht is op het voorkomen van hoge inflatie maar een beleid is dat gericht is op voorkomen dat inflatie te hoog wordt. Het subtiele verschil in woorden is in de praktijk echter zeer belangrijk.
De andere kant van de medaille is dat de economische groei voorlopig niet echt afgeremd wordt, hooguit in de marge en dat de economische boom voorlopig waarschijnlijk aan zal houden.
Spelregels niet anders
Maar vergeet niet dat ook de opkomende economieën geen buitenaarde economieën zijn: zij hebben te maken met dezelfde spelregels als de Westerse economieën. En één van die regels luidt dat hoge en stijgende inflatie vroeg of laat zó ernstig wordt, dat het wal de schip wel moet keren. Óf de centrale banken moeten wel stevig op de rem staan (in dat geval zullen de overheden waarschijnlijk fiscaal stimuleren om de onrusten te voorkomen, de ruimte daartoe hebben zíj, in tegenstelling tot de Westerse economieën, wel. China heeft bijvoorbeeld een staatsschuld van minder dan 20 procent van de totale economie en deviezenreserves van ruim 3.100 miljard dollar) of de hoge inflatie zelf zorgt er vroeg of laat voor dat de economische motoren beginnen te haperen. Onlangs waarschuwde het Internationaal Monetair Fonds bijvoorbeeld ervoor dat de economische boom in Latijns Amerika in een ernstige crisis kan eindigen.
Kortom, de keuze voor de autoriteiten in opkomende landen is óf nu verder en steviger verkrappen, óf voorlopig steeds te weinig doen en later alsnog hard op de rem te moeten staan. Voor de economische groei betekent dat vroeg of laat een dip.
En zo is de cirkel rond, we zijn terug bij het begin van dit stuk, namelijk dat wie in opkomende landen belegt of dat van plan is te doen, er rekening mee moet houden dat ook daar crises op de financiële markten niet alleen mogelijk zijn, maar zelfs waarschijnlijk.
Je kunt het ook anders verwoorden. Ik ben ooit een prachtige omschrijving van emerging Markets, zoals ze in het Engels heten, van iemand tegengekomen namelijk dat ´the trouble with emerging markets is that they are difficult to emerge from in an emergency.´ Ofwel, wanneer je als belegger eruit wilt stappen, kan het best zo zijn dat uitstappen zeer lastig blijkt te zijn.
Zo is in veel van die landen het kapitaalverkeer niet helemaal vrij en zijn de markten niet zeer liquide, zeker niet in tijden van paniek, om maar iets te noemen. En een beproefd recept in slechte economische tijden, zeker in opkomende landen, is het devalueren van de eigen munt. Dat stelt een belegger in die landen bloot aan het wisselkoersrisico, die zodanig kan zijn dat eventuele winsten erdoor ongedaan worden wanneer de verkoopopbrengst omgerekend wordt in euro´s.
Concluderend, de opkomende landen bieden doorgaans een hoger rendement, maar ze zijn daarmee géén risicovrije landen. De wereldeconomie mag door elkaar zijn geschud de afgelopen jaren, de oude wetten gelden nog steeds. Zoals de wet dat een hoog rendement gepaard gaat met een groot risico. Hoog rendement gaat samen met een laag risico, maar dan alleen in sprookjes.