zaterdag 22 juni 2013

Tijd voor onconventioneel begrotingsbeleid

6 tot 8 Miljard euro. Zoveel moet, volgens de berekeningen van De Nederlandsche Bank (DNB), Den Haag volgend jaar bezuinigen om het begrotingstekort onder de 3 procent van het bruto binnenlands product te drukken.  

Sinds het begin van de crisis hebben we talloze lastenverzwaringen, enkele bezuinigingen en ook lachwekkende oproepen zoals het Centraal Planbureau (CPB) te verslaan, gehad. Het eindresultaat is een zelden eerder geziene deprimerende stemming onder de Nederlanders, een veel hoger staatsschuld nu vergeleken met het begin van de crisis ondanks de historisch lage rente, tweede recessie in drie jaar tijd en begrotingstekorten waar geen eind aan zit en die keer op keer hoger uitgevallen zijn dan waar de regering op rekende. Onlangs meldde de regering in de Voorjaarsnota bijvoorbeeld dat de belastinginkomsten 8,3 miljard euro lager zijn uitgevallen.

Onder meer het CPB en DNB hebben vele rapporten, doorrekeningen, visies en andere beleidsstukken gepubliceerd die enerzijds de situatie moesten duiden en verklaren en anderzijds als fundament hebben gediend voor de genoemde maatregelen.

Wie echter denkt dat het CPB, DNB en de regering álle opties overwogen hebben, vergist zich. Één scenario is nergens in al die dikke rapporten te vinden. En het is de hoogste tijd, gezien de erbarmelijke omstandigheden waarin de Nederlandse economie verkeert en de vooruitzichten die niet bepaald rooskleurig zijn, om dat nieuwe scenario te proberen.  

De rekenmodellen van DNB en het CPB moeten zo snel mogelijk uitrekenen wat de gevolgen voor economische groei, huizenprijzen, vertrouwen, begrotingstekort en staatsschuld zouden zijn als de Nederlandse regering verschillende belastingen (flink) zou verlagen. Dit alles met een horizon van minstens enkele jaren, om zo álle effecten daarvan mee te nemen in de analyse.

Op het eerste gezicht kan het ernaar uitzien dat dit tot hogere begrotingstekorten zou leiden, terwijl de eerste prioriteit van Den Haag blijkbaar het verlágen ervan is. Maar die schijn bedriegt, de uitkomsten kunnen zomaar zeer verrassend zijn. Dat dat zo is, heeft alles te maken met een eeuwenoud economisch fenomeen dat bekend is als de Laffercurve. Het effect is vernoemd naar  de Amerikaanse econoom Arthur Laffer maar het is bekend dat de filosofen en economen in de 14de eeuw in de Arabische wereld er al over schreven.

De Laffercurve laat zien dat belastingverhogingen niet altijd zorgen voor meer belastinginkomsten. Sterker nog, belastinginkomsten kunnen stijgen als de belastingen omláág gaan! De Laffercurve geeft de relatie weer tussen belastinginkomsten van de overheid en belastingtarieven en heeft de vorm van een omgekeerde letter U. 

De curve laat op een simpele manier zien dat belastingtarieven een optimale punt kennen: zijn ze hoger dan het optimum, dan dalen de belastingopbrengsten. Waar dat optimale punt ligt, is niet precies uit te rekenen. We weten zeker dat het optimale tarief geen 0 procent maar ook geen 100 procent is. Bij 0 procent zijn er geen belastinginkomsten. Bij een tarief van 100 procent ook niet omdat niemand zou gaan werken.

Het optimale tarief ligt dus ergens tussen 0 en 100 procent. Wat het optimale, inkomstenmaximaliserende tarief precies is, is onbekend. Het is echter wel mogelijk aan de hand van waarnemingen aannemelijk te maken dat Nederlandse belastingtarieven (veel) hoger zijn dan het optimale tarief. Het feit dat belastinginkomsten, ook na verhogingen, tegenvallen, wijst er bijvoorbeeld sterk op. Dit betekent dat bij elke nieuwe belastingverhoging de kans zeer groot is dat de inkomsten tegen zullen vallen.

Keren we die redenering om, dan kan het zo zijn dat het verlagen van verschillende belastingtarieven de schatkist méér kan opleveren. Dat verlaging van belastingen wonderen kan doen voor het vertrouwen onder de Nederlandse consumenten, met alle positieve gevolgen van dien, behoeft nauwelijks uitleg.

Toegegeven, dit zou een experiment zijn. Maar het doorberekenen van zo een aanpak zou niet meer experimenteel zijn dan het beleid van de afgelopen jaren. En dat experiment, dat mag ondertussen wel duidelijk zijn, werpt geen vruchten af. Dan ligt het voor de hand een andere aanpak te kiezen. 

Bovendien: als de centrale banken al jaren bezig zijn met onconventioneel beleid, dan is er heel wat voor te zeggen dat de overheden dat voorbeeld moeten volgen. Crisistijden vragen onder meer om out of the box denken. Het is nu wachten op een politieke partij die het CPB om zo een doorrekening vraagt.

(eerder verschenen in NRC op 14 juni 2013) 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten