woensdag 12 juni 2013

Pensioenfondsen moeten exit uit staatsobligaties plannen

Sinds het begin van de huidige crisis, in de herfst van 2008, hebben we te maken met een op het eerste gezicht vreemd fenomeen: terwijl de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen tuimelde, klotste het geld tegen de pensioenplinten. De gemiddelde dekkingsgraad daalde van circa 145 naar het dieptepunt van circa 85 punten. De laatste tijd ligt die rond 100. De Nederlandse pensioenfondsen hadden eind 2012 samen 1.007 miljard euro aan vermogen. Dat is maar liefst 47,7 procent meer dan eind 2008.

Die stijging van het pensioenvermogen is te danken aan stijgende aandelenkoersen én prijzen van staatsobligaties van de veilig geachte landen zoals Nederland en Duitsland. De andere kant van de medaille is dat de rentes in die veilige landen naar ongekende dieptepunten zijn gevallen.

Moeder aller zeepbellen

Dat de rentes historisch laag zijn is niet zo heel belangrijk. Veel belangrijker, en relevanter, is dat ze abnormaal laag zijn. De reële rentes in Nederland en Duitsland zijn behoorlijk negatief – iets wat allesbehálve normaal is. Gemiddeld bedroeg de Nederlandse reële rente sinds medio jaren zeventig zo’n 4 procent. De Nederlandse reële rente is tussen half jaren zeventig tot 2008 bijvoorbeeld nooit onder de 2 procent gezakt.

Dat de reële rentes, onder meer in Nederland, nu zeer negatief zijn, is eenvoudig te verklaren: het heeft te maken met het zeer ruime monetaire beleid van alle belangrijke Westerse centrale banken. Dat beleid is ook de reden waarom de aandelenkoersen sinds 2009 enorm zijn gestegen.De reële rente was op die niveaus te vinden in een omgeving waarin de overheid een veel lagere schuld en jaarlijks begrotingstekort had dan nu, die schuld houdbaar was door de hoge economische groei én de inflatie laag is geweest.

Van dat beleid kunnen we in ieder geval één ding zeker weten: vroeg of laat komt daar een eind aan. Dat heeft de Amerikaanse Fed gezegd, evenals de Japanse centrale bank (namelijk zodra de inflatie de 2 procent bereikt). Dat kan even duren, maar de verwachting is dat óf de economieën zullen herstellen óf de negatieve bijeffecten van dat beleid zo sterk zullen worden dat de centrale banken ermee (moeten) ophouden. Anders gezegd: staatsobligaties van landen zoals Nederland en Duitsland kunnen we rustig de moeder aller zeepbellen noemen.

Exit-strategie

Ook van zeepbellen weten we één ding zeker: vroeg of laat lopen die leeg of klappen ze. De kans is groot dat wanneer dat gebeurt, het proces zeer snel verloopt, omdat de omgeving radicaal veranderd is. De Nederlandse staatsschuld is hoog en neemt verder toe. Omdat de groeivooruitzichten mager zijn, is het maar de vraag of die schuld houdbaar is. Zeker als we bij de schuld alle bedragen optellen waar de Nederlandse staat zich garant voor heeft gesteld.

De Nederlandse pensioenfondsen hebben een zeer groot deel van die 1.007 miljard euro in staatsobligaties belegd. Een groot deel ervan zit in die veilige landen, vooral sinds 2008.

De huidige crisis is bezig de (economische) wereld zoals we die kenden tot 2008, onherkenbaar en structureel te veranderen, inclusief de gebieden die als veilig werden beschouwd. Iets wat vóór 2008 zeer veilig was, kan in de toekomst levensgevaarlijk zijn. De hamvraag is dan ook: hoeveel pensioenfondsen hebben of zijn bezig met een exit-strategie? Want als straks de rentes gaan stijgen, en dat kan gebeuren ook als inflatie laag blijft door de problemen met staatsschulden, zal dat onder de beleggers in deze assetklasse een bloedbad aanrichten.

1 opmerking:

  1. Vraagje: Als het zo is dat staatsobligaties altijd hun nominale waarde behouden (tenzij een staat failliet gaat) en je spreekt over een zeepbel in staatsobligatie. Hoe ver ligt de handelswaarde van deze staatsobligaties dan boven de nominale waarde? Ik me nl haast niet voorstellen dat bij een asset met zo weinig risico erg grote schommelingen in de koers zullen plaatsvinden.

    BeantwoordenVerwijderen