dinsdag 21 oktober 2014

Onwelgevallige feiten over 'gevaren' van lage inflatie c.q. deflatie



Het economisch horrorverhaal gaat tegenwoordig als volgt: er was eens het gevaar van deflatie. In alle landen waren politici, centrale bankiers, zelfbenoemde experts etc er als de dood voor. Waarom? Als spullen goedkoper worden, wat dát is deflatie, dan gaan mensen niets meer kopen omdat alles toch, als ze even wachten, goedkoper zal worden. En omdat zij op hun geld blijven zitten, ontstaat er enorme werkloosheid, winkels gaan sluiten, nog meer werkloosheid etc. Het is alsof een land door een enorme overstroming, een krachtige aardbeving en een zeer besmettelijke epidemie tegelijk wordt getroffen. 

Het enige probleem is dat de feiten iets heel anders laten zien. Alleen met oogkleppen op is het lastig die feiten te zien, zelfs als iemand dat zou willen.

Zo is het een feit dat er in Japan niets van dat alles te zien is. Waarom is Japan relevant? Omdat dat het enige Westerse land is dat in de moderne geschiedenis, in dit geval sinds 1992, met jaren van deflatie te maken heeft gehad. Als er dus ergens in het Westen de werkloosheid torenhoog zou moeten zijn, nauwelijks winkels in de straten, economie niets voorstelt en levensstandaard gelijk aan die van de armste landen ter wereld, dan toch zeker in het land van de rijzende zon. In de praktijk is de consumptie er echter gewoon gestegen, bedraagt de werkloosheid er 3,5 procent, in het straatbeeld is winkel na winkel te zien waar van alles te koop is én waar Japanners niet alleen kijken maar ook kopen. Japan is één van de meest innovatieve economieën ter wereld en de levensstandaard is er zeer hoog.

Deze week kwamen er nog enkele feiten bij. Neem Apple, het bedrijf dat ons iPhones en iPads geschonken heeft. Onlangs is iPhone 6 gelanceerd. Die is technisch beter dan zijn voorganger, iPhone 5 maar kost wel hetzelfde als iPhone 5 bij de introductie daarvan in 2012. Je kunt dus zeggen dat de koper meer iPhone voor zijn euro krijgt. Anders gezegd: die smartphone is in feite goedkoper geworden.

En dat had dus moeten leiden tot teleurstellende verkopen. Immers, wie wacht op iPhone 7 krijgt nóg meer iPhone voor zijn euro. De lege stoepen – kuch – voor de deuren van Apple winkels in de wereld deden het ergste natuurlijk al vermoeden. Die lange rijen die u waarschijnlijk op de foto’s zag, dat waren mensen die in de rij stonden voor een winkel verderop waar ze alles 10 procent duurder hadden gemaakt, dán geef je je geld namelijk wel uit!? Afijn, begin deze week maakte Apple wat verkoopcijfertjes bekend. En inderdaad: het bedrijf verkoopt slechts 5 exemplaren van zijn iPhone 6…PER SECONDE! Het bedrijf verdiende in het derde kwartaal van dit jaar 8,5 miljard dollar wat bijna 13 procent méér is dan een jaar eerder. Apple-baas Tim Cook verwoorde het prima toen hij zei dat Apple ‘op dit moment alles wat we kunnen maken, verkopen’.

Maar dat is Apple, dat is één bedrijf. Op macro-economisch niveau geldt wel degelijk dat deflatie tot minder consumptie leidt. Wederom: hoe zit het met Japan? Te ver weg? Laten we dan wat dichter bij huis kijken. Sterker nog, laten we ín eigen huis kijken.

Inflatie in Nederland daalt sinds het begin van dit jaar. Je zou dus verwachten dat we en masse erop rekenen dat de prijzen over enkele maanden echt zullen dalen en gezellig wachten met ons geld uitgeven. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt onder meer bij óf we dat doen. En wat blijkt? De stijging van onze consumptie is in vier jaar niet zo groot geweest! Niets koperstaking, niets minder omzet bij de winkeliers, maar méér shoppende landgenoten en rinkelende kassa’s.

Je zou ook denken dat als deflatie het ergste is wat een economie kan overkomen, denk aan massawerkloosheid en verpaupering van de binnensteden, het vertrouwen van de consument harder zou dalen dan de populariteit van het kabinet Rutte-zoveel. In de praktijk stijgt het consumentenvertrouwen van de Nederlander sinds begin dit jaar. Ik vermoed dat het geen toeval is dat de inflatie in Nederland sinds het begin van dit jaar is gaan dalen.

Tot slot de werkloosheid. Die is sinds de inflatie in Nederland ‘gevaarlijk’ is gaan dalen,  níet toe- maar afgenomen!

Lagere inflatie betekent dat de koopkracht van de Nederlander stijgt. Dankzij die daling van de inflatie sinds het begin van dit jaar, maakt de Nederlander iets mee wat hij/zij in jaren niet heeft meegemaakt: zijn/haar loon stijgt harder dan de prijzen! Dat doet inderdaad wonderen voor de koopkracht. En daarom neemt ons vertrouwen toe en stijgt de consumptie in ons land.

Stelt u zich nou voor dat álle prijzen sinds het begin van dit jaar met 5 procent waren gestegen, zoals verschillende analisten, journalisten, economen en anderen hoopten? Ik denk dat het CBS de grootste daling van de consumptie ooit zou hebben gemeld en de werkloosheid veel hoger was geweest dan nu.

In mijn boek Geldmoord besteed ik veel aandacht aan het feit dat deflatie a) veel meer dan inflatie, historisch bezien, een normaal verschijnsel is, b) juist bij technologische vooruitgang veel logischer is dan inflatie en c) lang niet altijd een slechte zaak is. 

Trouwens, tot slot wil ik u, de bezoeker van mijn blog, wijzen op dit project voor een goed doel.

dinsdag 7 oktober 2014

Euro desintegration absurd and inconceivable? Really?



Working together is in our genes. It was by working together that our ancestors have survived on the African savannah hundreds of thousands of years ago, ensuring the survival of our species. Economic cooperation with other countries is therefore quite logical. But that does not mean it should be done at all costs. The euro is a good example I believe.

Probably the most frequently mentioned benefit of the euro is that the Europeans do not need to exchange money when travelling to many other European countries. Indeed, one can travel from Finland to Cyprus without the need to pay a visit to a bureau de exchange. I frequently travel through Europe and I can appreciate having that advantage. It saves the traveler time and money: we do not have to pay the exchange fee, gone are the highly disadvantageous exchange rates and we do not end up with all kinds of small change in our pockets when we return home (small change that you cannot exchange anywhere for your home currency by the way). But ...

That argument is much less relevant in 2014 than in 1992. For example, the number of ATMs and POS terminals is much greater. If we still had the guilder, franc, lira or peseta in Europe, we would hardly need to change money anywhere.

By now, the Dutch government has spent billions to save the euro. Billions of euros Netherlands did not have by the way, so it had to borrow that money. As we all know borrowing money costs money: the Dutch will be paying interest rate on those loans for years to come. The Dutch government has also provided guarantees for a total sum  of 201 billion euros for the operation 'save the euro'. So in the worst case scenario, every one of us living in the Netherlands will pay nearly 12,000 euros, which is 201 billion divided over all residents of the Netherlands (including newborns) for the privilege of not having to change money when in Paris, Rome or Madrid. Even if the worst case scenario does not unfold itself: let us say that the final bill will be a quarter of that amount, it still would be  quite a high price for that privilege.

The euro, in my view, is not viable in the long term but every time I say that in a discussion about the future of the euro, two things happen. First, the cost of saving the euro either gets ignored or trivialized. Second, thé counter-argument becomes that the disappearance of the euro is absurd and inconceivable. As if the world did not exist in the pre-euro era! Whenever that ‘argument’ is mentioned, I always ask the question ‘do you know what was in, say, 1991, also absurd and unbelievable’? For me that I could lose everything, including my life, in a war. It happened. And for all of us that we, the Germans, the French, the Greeks and others would use the same banknotes out of our free will. It happened as well so apparently what was absurd and inconceivable once, actually turned out not to be absurd and inconceivable at all. 

(this is the English version of my column written for the Dutch newspaper Metro)

zondag 5 oktober 2014

Kent u die van de ECB en het beginsel van een openmarkteconomie?



Nee, spannende lectuur zijn de Statuten van de ECB niet. Geen wonder dat er in de eurozone waarschijnlijk hooguit slechts enkele honderden mensen zijn die de Statuten ooit helemaal gelezen hebben. En dat is jammer want hoewel droog, zijn de Statuten wel degelijk kostelijk! De komende tijd zal ik een aantal voorbeelden daarvan geven. Vandaag het tweede stuk in de miniserie ‘Uit de Statuten van de ECB’.

Marktwerking is goed of in ieder geval te prefereren boven centrale planning zoals de Sovjet Unie dat kende. De onzichtbare hand van de markt weet bijvoorbeeld prima hoeveel auto’s wij willen kopen, welke kleur en hoeveel van elke uitvoering. Een centrale planner die in zijn kantoortje moet bepalen hoeveel auto’s gemaakt moeten worden, in welke kleuren (en bijbehorende hoeveelheden) en uitvoeringen is gedoemd te mislukken. Die kan dat nooit zodanig bepalen dat er geen tekorten of overschotten ontstaan. Dit kun je vervolgens toepassen op elk denkbaar product en bijna elke dienst.

Vrije markt, dát moeten we hebben als we onze welvaart willen maximaliseren. In het tweede artikel van de ECB-statuten lees je dan ook dat de bank ‘handelt in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd’. Heerlijk, geheel in lijn met wat we allemaal geleerd hebben hoe de economie het beste werkt. Strookt ook prima met het streven welvaart te vergroten.

En toch…toch moet je eigenlijk lachen als je die bepaling uit het tweede artikel van de ECB-statuten leest.

De ECB, net zoals elke andere centrale bank, is belangrijk omdat die de rente bepaalt. Maar wat is rente eigenlijk? Niets anders dan de prijs van het geld. En hoe wordt de prijs van het geld in onze moderne economieën, bijvoorbeeld de eurozone, bepaald? Elke maand op een vergadering van het bestuur van de ECB. Daarin zitten 24 mannen – ofwel ca. 0,000007 procent van de inwoners van de eurozone – en die bepalen per decreet de prijs van het geld.

In normale tijden bepalen zij  de prijs van de kortetermijnrentes, rentes die banken elkaar in rekening brengen als ze elkaar geld lenen. Het gaat om leningen met een looptijd van bijvoorbeeld één nacht. Die rente bepaalt vervolgens veel andere rentes.  

Sinds het begin van de huidige crisis bepalen de centrale banken ook voor een groot langetermijnrentes. Het opkopen van staatsobligaties door de ECB heeft als doel de langetermijnrentes omlaag te drukken. Alleen de dreiging dat te zullen doen (quantiative easing) duwt de langetermijnrentes in de eurozone omlaag. Met bizarre gevolgen, maar dat is niets uitzonderlijks als de prijs van iets centraal wordt bepaald. 

Een van die bizarre gevolgen is dat de rente op een tienjarige lening voor Italië en Noorwegen zo goed als gelijk is, hoewel Italië een staatsschuld van ca. 130 procent van het bbp heeft (Noorwegen heeft een schuld van 0 procent van het bbp), nauwelijks economische groei (in tegenstelling tot Noorwegen) en hervormen niet bepaald lukt (in tegenstelling tot Noorwegen).

Het mag duidelijk zijn: de ECB handelt in de verste verte niet ‘in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie’.