woensdag 21 november 2012

Koopkracht daalt sinds uw geboorte, niet alleen onder Rutte II



Dat kwam hard aan, het Nibud-rapport over de gevolgen van de voornemens van het nieuwe kabinet op de koopkracht van de Nederlanders. Die kan in sommige gevallen met wel 15,9 procent dalen onder Rutte II, aldus Nibud. 

Uiteraard is dat een verschrikkelijk toekomstbeeld. In uw hoofd kunt u voor elke gespaarde euro voortaan 84 cent invullen. Ik wil echter in dit opzicht op twee dingen wijzen die, zo is mijn ervaring, te makkelijk over het hoofd worden gezien.  

In de eerste plaats is daar het feit dat de koopkracht van ons geld sinds de invoering van de euro in 1999 (alleen virtueel, in 2002 kwamen de munten en bankbiljetten) met ruim 25 procent is gedaald. Het is alsof iemand een kwart van uw geld komt en afpakt. Voordat u de euro de schuld geeft: de arme munt heeft er maar weinig mee te maken.

Kikker

Ook in het gulden-tijdperk kwam de koopkracht van ons geld er bekaaid van af. Sinds 1971 is de waarde van de gulden, gemeten naar ‘wat kun je ermee kopen’, gehalveerd.  Zonder dat u het door heeft, bent u in feite al decennialang slachtoffer van geldmoord. En u heeft het niet door omdat die geldmoord geen revolutie maar een evolutie is. Elk jaar stegen de prijzen met ongeveer 2 procent. En als dat gebeurt zijn mensen net kikkers.  

Gooi een kikker in een pan met heet water en de kikker zal er direct uit springen. Zet de kikker daarentegen in de pan met koud water en laat het water langzaam aan de kook komen en de kikker zal langzaam doodgaan en er niet uit springen. Zo is het ook met mensen en inflatie: stijgen de prijzen langzaam, dan merkt niemand dat zijn welvaart ondanks de loonstijgingen na enige tijd achteruit holt.

Gulden

De spectaculaire waardedaling van de koopkracht van de gulden was niet onvermijdelijk. Die had sinds de jaren tachtig juist enorm moeten stíjgen, zoals ik uitvoerig uitleg in mijn boek ‘Geldmoord: hoe de centrale banken ons geld vernietigen’. Wat in 1980 nog 1000 gulden (ofwel ongeveer 450 euro) kostte, had tegenwoordig hooguit 250 euro moeten kosten in plaats van ruim 800.

Naast de kikker-in-de-pan-reden is er nog een, belangrijkste, verklaring waarom we NU koopkrachtdaling van 5 procent afschuwelijk vinden terwijl we de daling van de koopkracht jaar in jaar uit, decennia lang, zonder morren hebben geaccepteerd. De verklaring, die ik uitvoerig behandel in 'Geldmoord: hoe de centrale banken ons geld vernietigen’,  is verrassend.

dinsdag 20 november 2012

Inflatie alleen door verhoging btw en andere belastingen?



Onlangs meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat de inflatie in Nederland in oktober naar het hoogste niveau in vier of zelfs tien jaar, afhankelijk van de rekenmethode, is geklommen. Analisten, economen en scribenten die gevaar van inflatie maar dom vinden, waren er als de kippen bij om te wijzen dat die prijzenstijging louter te danken was aan de verhoging van het btw-tarief van 19 naar 21 procent, per 1 oktober dit jaar.

En dat is ook zo, zoals ik in een eerder bericht op deze blog ook al schreef. Waar de schoen wringt is wanneer diegenen die een andere mening hebben dan de mening dat inflatie (fors) zal stijgen in de nabije toekomst, belastingverhogingen als zo een beetje enige reden noemen voor de stijgende inflatie in de eurozone de afgelopen jaren (daalden de prijzen op jaarbasis in de zomer van 2009 met zo een 0,6 procent, stijgen ze nu met 2,6 procent). 
Zo heeft u wellicht gehoord of gelezen dat zonder belastingverhogingen elders, ook andere landen in de eurozone hebben hun btw-tarieven en andere belastingen verhoogd de afgelopen jaren, er bijna geen inflatie in de eurozone zou zijn. Dat is echter onzin.

Bewijs
 
Weinigen weten dat Eurostat, het Europese CBS zeg maar, behalve de gewone inflatiecijfers, waar de economen en journalisten het over hebben als ze over inflatie spreken, ook enkele speciale inflatiecijfers bijhoudt.

Een daarvan gaat schuil onder de weinig spannend klinkende naam HICP-CT. HICP watte? HICP staat voor Harmonized Index of Consumer Prices en is de maatstaf voor prijsstijgingen in de eurozone. In de HICP zit alles bij, inclusief voedsel en energie. 

Ik noem deze twee categorieën specifiek, omdat diegenen die inflatie ontkennen vaak naar de zogeheten kerninflatie wijzen. Kerninflatie is de inflatie zonder rekening te houden met de prijzen van voedsel en energie. Zoals een bekende econoom ooit opmerkte, die inflatie is alleen van belang voor iemand die niet eet, drinkt, rijdt of stookt.

Belastingen

En CT, waar staat CT voor? CT staat voor ‘constant taxes’ ofwel ‘onveranderde belastingen’. HICP-CT geeft dus aan hoe de prijzen zich ontwikkeld zouden hebben als álle overheden in de eurozone de belastingen ongewijzigd hadden gelaten in loop der tijd.

Qua toepasselijkheid is deze maatstaf net zo geschikt als de zojuist genoemde kerninflatie. Maar de HICP-CT index is wel te gebruiken om antwoord te geven op de vraag of er inderdaad nauwelijks inflatie zou zijn geweest als de overheden de btw-tarieven niet hadden verhoogd. Wat vertelt die HICP-CT ons?

Men zegt wel eens dat één plaatje meer dan 1000 woorden zegt. Ik laat het dan ook bij het plaatje van prijsstijgingen in de eurozone zónder belastingverhogingen zoals de btw-verhoging in Nederland begin oktober dit jaar. Maar er is geen inflatie hoor, echt niet.  Het zijn die dekselse belastingen!


 



woensdag 14 november 2012

Week van het geld, het verzwegen verhaal



Deze week is het in Nederland niet alleen de week van de tweede regeerakkoord geweest, maar ook van het geld. Gedurende die Week van hetGeld ‘kom je alles te weten over geld’ aldus de organisatie van die week. Door het hele land zijn er tal van activiteiten georganiseerd, vooral gericht op scholieren en jongeren. Zo is er bijvoorbeeld een interactieve belevenis bij De Nederlandsche Bank (DNB) en kan men in het Geldmuseum alles ontdekken over hoe de munten worden gemaakt en hoe het geld uit de machine rolt. 

De kans is groot dat de jongeren en scholieren een heleboel mooie, interactieve, verhalen te horen krijgen, een leuke middag zullen beleven en tevreden naar huis zullen gaan. Dat zou heel anders zijn als ze ook het verzwegen verhaal zouden meekrijgen. Dat verzwegen verhaal is het verhaal over de waarde van ons geld. Anders gezegd, het is het verhaal over de ontwikkeling van de koopkracht, een zeer actueel onderwerp, in loop der tijd. 

Koopkracht

Nederland is een van de weinige landen waar er cijfers bestaan over ontwikkeling van inflatie die eeuwen terug gaan. Dankzij het in Amsterdam gevestigde Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis weten we hoe de koopkracht van de gulden zich ontwikkeld heeft sinds 1450. Uit die gegevens blijkt dat de koopkracht van de gulden in 1913 ongeveer gelijk was aan de koopkracht van de munt in 1625. 

Een index die de ontwikkeling van de koopkracht weergeeft stond bijvoorbeeld in het jaar 1625 op 54 punten. In 1725 is die geklommen naar 62 punten. Honderd jaar later, in 1825, is de index te vinden op hetzelfde niveau van 62 punten. En bijna weer een eeuw later, in 1913 is die te vinden op 63 punten. Als de index stijgt, dan betekent dat dat de prijzen stijgen. 

De stijging van de index die de koopkracht weergeeft, tussen 1625 tot 1913 betekent dat de inflatie over die bijna 300 jaar ongeveer 15 procent bedroeg. Dat komt neer op zo’n 0,1 procent inflatie per jaar gemiddeld. Ter vergelijking: in moderne tijden vinden we jaarlijkse prijsstijgingen van 2 procent erg goed nieuws. De prijzen zijn in de afgelopen paar jaar alleen al met ruim 15 procent geklommen.

Spectaculair mislukt

Dit betekent niet dat er vóór 1900 geen inflatie was. In sommige periodes stegen de prijzen redelijk snel en als gevolg zakte de koopkracht. Het verschil met de moderne tijden is echter dat elke keer nadat de prijzen stegen, zij net zo hard gingen dalen waardoor de gemiddelde inflatie zo goed als 0 procent kon zijn door de eeuwen heen.  Vanaf het begin van de 20ste eeuw verandert dit allemaal ingrijpend. Niet alleen in Nederland maar de hele wereld. De 20ste eeuw is ook de eeuw van de centrale banken: geld dat gekoppeld was aan bijvoorbeeld goud, werd losgekoppeld daarvan en verbonden aan het vertrouwen in de centrale banken dat ze de waarde van ons geld zullen waarborgen. Dat is echter spectaculair mislukt. 

De index die de koopkracht van de gulden weergeeft, die zoals gesteld tussen 1625 en 1913 nauwelijks was gestegen, was in 1918 al te vinden op 102 punten. Zelfs tijdens de Grote Depressie en de aanhoudende prijsdalingen toen, is de index nergens in de buurt van het niveau uit 1913 gekomen. Inmiddels staat de index op bijna 1400 punten.

In plaats van tentoonstellingen over ons geld en ongetwijfeld indrukwekkende verhalen over hoe munten geslagen worden tijdens de Week van het Geld, zouden de scholieren en andere geïnteresseerden het verzwegen verhaal over de waarde van ons geld door de eeuwen heen moeten krijgen, met de grafiek van de ontwikkeling van de koopkracht van de gulden sinds 1450 als hand-out voor de reis richting huis.

maandag 12 november 2012

Gelukkig, Signore Mario Draghi zegt ‘inflatie zal dalen’



De afgelopen dagen is Mario Draghi, President van de Europese Centrale bank (ECB) vaker in het nieuws geweest.

Een van die voorvallen is de opmerking van Draghi na de vergadering van de ECB in november dat de inflatie dit jaar boven de 2 procent zal blijven maar in 2013 terug zal vallen onder de grens van 2 procent. Zijn opmerkingen hebben sommige analisten, die vaak inflatievrees ongegrond (netjes uitgedrukt) of dom vinden, gebruikt als hét argument dat inflatiegevaar overdreven is. 

Zijn de voorspellingen van de ECB voldoende goed om daarop af te gaan en zich dus géén zorgen te maken over stijgende inflatie? Om dat na te gaan, kijken we naar de voorspellingen van de ECB over inflatie van de afgelopen jaren.

Niets aan de hand

De ECB maakt vier keer per jaar, in maart, juni, september en december, voorspellingen over onder meer inflatie openbaar. De economen van de bank doen voorspellingen voor het lopende jaar en een jaar later. Dus in maart 2007 voorspelde de ECB hoe hoog de inflatie zou zijn in dat jaar en in 2008.

Draghi stelde onlangs dat we niet bang hoeven te zijn voor nog meer geldontwaarding in 2013. Dit is dezelfde ECB die ons in loop van 2011 keer op keer op het hart drukte rustig te slapen. De inflatie in 2012 zou zo een 1,6 á 1,7 procent bedragen. In werkelijkheid lag de inflatie sinds het begin van dit jaar op zo een 2,5 procent. 
Dat oogt misschien niet veel, maar dat is hetzelfde als dat iemand vanuit Utrecht naar Amsterdam rijdt en eindigt in Lelystad. Niet al te beste navigator dus. Anders gezegd: de ECB zat vorig jaar met de voorspelling voor de inflatie voor 2012 bijna 60 procent ernaast.

Geen uitzondering

En die misser is helaas geen uitzondering. De ECB blijkt er keer op keer fors naast te zitten. In bijna alle gevallen voorspelde de ECB een aanzienlijk lagere inflatie dan dat de prijzen werkelijk zijn stegen. 
  
In 2007 voorspelde de ECB in maart, juni en september geldontwaarding van zo’n 2 procent voor 2008. In december van 2007 bedroeg de voorspelling 2,5 procent. In werkelijkheid stegen de prijzen in de eurozone in 2008 met 3,3 procent, blijkt uit de cijfers van Eurostat, het Europese bureau voor de statistiek. Wederom een behoorlijke misser.

In 2008 waarschuwde de centrale bank voor ruim 2 procent geldontwaarding in 2009. In werkelijkheid stegen de prijzen met 0,3 procent. Toegegeven, in september van dat jaar viel de Amerikaanse bank Lehman Brothers, iets wat een krachtige aardbeving voor de Westerse economieën bleek te zijn. Niemand en dus ook de ECB, kon zo iets voorzien, dus geen wonder dat de bank er in dat jaar fors naast zat.

Oeps, weer ernaast

In 2009 hield de ECB ons een lange tijd voor dat de inflatie in 2010 maar 1 procent zou bedragen. Later dat jaar krikte de bank die voorspelling naar 1,3 procent. De inflatie in 2010 was 1,6 procent. Een kleine misser dus, nauwelijks iets om de ECB zwaar aan te rekenen.  

In 2010 ging het echter wel weer ouderwets goed mis. De koopkracht van onze euro’s zou in 2011 met 1,5 procent (voorspelling maart) of 1,8 procent (voorspelling december) dalen. In werkelijkheid zakte de koopkracht met 2,7 procent, bijna het dubbele ten opzichte van de verwachting in maart.

Conclusie is dat de ECB er bijna altijd behoorlijk naast zit met zijn inflatievoorspellingen en dat de bank bijna altijd de inflatie (zwaar) onderschat. Met die feiten in het achterhoofd, is het wellicht niet verstandig te roepen, of rustig te slapen, dat de prijzen volgend jaar maar een heel klein beetje zullen stijgen in de eurozone. Zeker niet als het sterkste argument luidt: ‘Signore Draghi zegt dat’.