Na lang ermee te dreigen heeft het Amerikaanse parlement onlangs een wet aangenomen die heffingen mogelijk maakt op spullen uit China. De wet is met een overweldigende meerderheid aangenomen, met 348 stemmen voor en 79 stemmen tegen.
Amerika voert elk jaar veel meer spullen uit China dan andersom het geval is. Veel Amerikaanse politici stellen dat dat komt omdat China zijn munt kunstmatig goedkoop houdt ten opzichte van de dollar. Daardoor zijn spullen gemaakt in China goedkoop voor Amerikanen en zijn de Amerikaanse spullen extra duur voor de Chinezen.
De redenering achter de aangenomen wet is dan ook simpel. Als China zijn munt niet toestaat dat die sterker wordt ten opzichte van de dollar, dan moeten heffingen aan de grens daarvoor zorgen.
De Amerikaanse politici gaan daarmee voorbij aan het feit dat de Chinese yuan sinds 2005 ruim 30 procent in waarde is gestegen ten opzichte van de dollar. Maar behalve dat is die simpele redenering ook onjuist.
Neem een stofzuiger. Een Chinees bedrijf kan die waarschijnlijk voor 20 dollar maken. Een Amerikaans bedrijf slaagt er niet in de kosten onder de 100 dollar te houden. Als een extra heffing Chinese producten in de VS 25 procent duurder maakt, dan nog kost die stofzuiger uit ons voorbeeld 25 dollar ofwel nog steeds veel minder dan wat een Amerikaans bedrijf zou vragen.
Een tegenwerping is dat die Chinese stofzuiger misschien 100 dollar kost in de VS. Dat is waar, er zijn allerlei kosten zoals transport, opslag en verkoop. Maar met een stofzuiger made in the USA zouden die kosten er ook zijn. Kortom, het positieve effect op de gewone Amerikaan, in de zin dat er allerlei nieuwe banen zullen ontstaan, zal in het meest gunstige geval klein zijn.
En dat is nog zonder rekening te houden met een groot negatief effect voor die Amerikaanse consument. Ik zal uitleggen wat ik bedoel.
Amerika voert uiteraard niet alleen stofzuigers uit China, maar ontelbaar veel spullen die de Amerikanen vaak elke dag kopen. Wat voor die stofzuiger geldt, namelijk dat die duurder wordt, geldt straks voor heel veel andere spullen uit China. En dat jaagt vervolgens de inflatie in de VS aan.
Ervaringen sinds 1997 maken dat duidelijk zichtbaar. Twee economen van de regionale centrale bank in New York hebben onlangs een uitgebreide analyse gepubliceerd over de prijzen van Chinese spullen.
Tussen 1997 en 2005 daalden de importprijzen uit China, maand in maand uit. In die jaren was de koers van de Chinese yuan vastgekoppeld aan de dollar. Ter vergelijking: de importprijzen uit alle landen van de wereld stegen in de VS in die periode met ruim 20 procent.
In juli 2005 besluit Peking om koppeling te versoepelen. De yuan mag, zeer beperkt (0,5 procent per dag) schommelen tegenover de dollar. Tot de zomer van 2008 stijgt de yuan ongeveer 17 procent in waarde ten opzichte van de dollar. De importprijzen uit China in de VS stijgen in die periode ook, haast nooit eerder vertoond, met 7 procent. De prijzen stijgen niet een op een omdat veel Chinese bedrijven genoegen nemen met een lagere winstmarge. De VS is het belangrijkste afzetgebied. Om marktaandeel te verdedigen nemen ze daarom genoegen met iets minder winst. Ook stijgt de arbeidsproductiviteit in China hard, waardoor Chinese bedrijven niet alle kosten hoeven door te berekenen (door de stijgende arbeidsproductiviteit maken ze toch meer winst).
In juli 2008, wanneer de huidige economische en financiële crisis begint, besluit Peking de koppeling te herstellen om zo de eigen economie extra bescherming te geven. Een half jaar later beginnen de importprijzen uit China weer te dalen, blijkt uit de cijfers van het Amerikaanse bureau voor de statistiek. Dat bureau noemt de daling ´dramatisch´. De prijzen dalen niet onmiddellijk na de herstelling van de koppeling omdat het enkele maanden duurt voordat bedrijven die met elkaar handelen nieuwe prijzen afspreken, dit heeft te maken met contracten bijvoorbeeld.
In juni 2010 besluit Peking de yuan weer ruimte te geven duurder te worden. Enerzijds omdat het duidelijk was dat de Chinese economie hard bleef groeien in de crisis maar nog belangrijker, omdat de inflatie in China inmiddels fors gestegen was (binnen twee jaar van iets meer dan 1 procent naar bijna 5 procent). Die stijgende inflatie dreigt in China tot sociale onrusten te leiden en dat wil Peking voorkomen (eerder heb ik in deze blog geschreven daarover). Omdat dat besluit verwacht werd, reageerden de importprijzen meteen. Een maand later begonnen ze te stijgen.
De inflatie in China blijft stijgen en ligt nu boven 6 procent. Bovendien heeft China de afgelopen maanden duidelijk aangegeven dat de yuan een grotere internationale rol moet krijgen. Een cruciale voorwaarde daartoe is dat de wisselkoers flexibel is. Kortom, het is te verwachten dat de yuan de komende maanden en jaren nog sterker zal worden ten opzichte van de dollar.
Dat alleen al zal de inflatie in de VS de komende jaren aanjagen. Maar dat zal niet de enige bron van inflatie zijn.
De lonen in China stijgen sinds kort hard, de stijgingen belopen in dubbele cijfers (soms zelf met 60 procent). De lonen gaan de komende jaren verder stijgen. Hoewel menigeen in het Westen het idee heeft dat arbeid in China alles behalve schaars is, is dat onjuist. Vroeger was dat wel zo, vandaar dat China sinds de jaren tachtig inflatie in het Westen omlaag kon drukken. Lonen stegen vroeger niet, omdat voor elke ontevreden werknemer honderden werklozen buiten de fabrieken hoopten aan de slag te kunnen.
Inmiddels is het een feit dat het aantal Chinezen in leeftijdcategorie van tussen 15 en 39 jaar over zijn piek heen is, blijkt uit gegevens van de Verenigde Naties. De verwachting van de VN is dat in loop van dit decennium nog de beroepsbevolking in China zal pieken. Dit betekent schaarste op de arbeidsmarkt en dus snellere loonstijgingen.
Lonen en andere kosten voor Chinese bedrijven stijgen daarnaast ook door enkele nieuwe regels van de overheid, gericht op veiligheid, huisvesting en milieubescherming.
Ik heb al eerder op deze plek geschreven dat het te hopen is dat de Chinezen voorlopig niet zullen luisteren naar de Amerikanen. Helaas zitten we nu met twee problemen. De Chinezen laten - overigens uit eigen belang - hun munt duurder worden én de Amerikanen maken de Chinese spullen met een heffing duurder. Dit raakt Europa en Nederland natuurlijk ook en niet alleen direct. Zoals ik in een eerder stuk op deze blog geschreven heb, blijkt namelijk dat de inflatie door verregaande globalisering een mondiaal fenomeen is, in de zin dat het onmogelijk is voor een land of regio zich aan prijsstijgingen te onttrekken als die in de rest van de wereld plaatsvinden.
Kortom, jarenlang heeft China de inflatie in de wereld omlaag gedrukt. Die periode is definitief voorbij. Wij importeren al bijna alles uit dat land. De importlijst krijgt nu een nieuw item erop: inflatie. Ondanks de recent toegenomen geluiden over deflatie op komst, moeten we volgens mij de komende jaren bezorgd zijn om hogere inflatie, niet deflatie.
inmiddels heb ik Uw boek Het Inflatiespook voor de derde keer gelezen, mijn vrees groeit, dat U absoluut gelijk gaat krijgen. Wanneer kunnen wij het vervolg op dit boek verwachten? Zodra het begint te spoken welke landen (werelddelen) zullen er dan het minst problemen van hebben?
BeantwoordenVerwijderenDank voor uw heldere analyses. Toch een vraag. u stelt: " Nu de schulden te zwaar zijn geworden moeten ze afgelost worden voordat de economieën verder kunnen." Waarom is dat zo? Immers naast grote schulden zij er veel waardevolle assets / infrastructuur. Zaken die m.i. opwegen tegen de bestaande schulden. En, bovendien, straks met hyperinflatie zijn de schulden snel afgelost!!!
BeantwoordenVerwijderen