De komende jaren zal de inflatie in de eurozone naar verwachting
laag zijn. Dat is
de boodschap die de President van de Europese Centrale Bank
(ECB)
Mario Draghi begin deze maand had voor de inwoners van de
eurozone en
beleggers wereldwijd. Er is echter veel wat erop wijst dat de geldontwaarding
in de eurozone de komende jaren juist, behoorlijk, kan toenemen. De
beschermingswallen tegen inflatie die de Europeanen opgetrokken hebben bij de
vorming van de muntunie, zijn namelijk zo goed als verdwenen.
In zijn handboeken stelt de ECB dat ‘fiscaal beleid van
grote invloed is op economische groei, macro-economische stabiliteit en
inflatie.’ Daarom zijn er ‘een aantal institutionele arrangementen overeengekomen
op het niveau van de Europese Unie die moeten leiden tot verstandig fiscaal
beleid. Dit ook om de risico’s ten aanzien van prijsstabiliteit te reduceren’,
aldus de
ECB.
Gij zult niet...
Op de eerste plek is het verbod op monetaire financiering
van begrotingstekorten en staatsschulden van de eurolanden, vereeuwigd in het
artikel 123 van het Verdrag over de Europese Unie (verder het Verdrag) te
vinden. Kort samengevat verbiedt dat artikel de ECB het gat in de hand van een
of meerdere overheden uit de eurozone te financieren door de geldpersen aan te
zetten.
Vervolgens is het artikel 124, dat geprivilegieerde toegang
van onder meer instellingen en organen van de EU en nationale overheden tot
financiële instellingen verbiedt.
Een artikel verder in het Verdrag prijkt de no-bail out clausule. Die bepaalt dat áls
de overheid van een euroland in financiële problemen komt, zij niet hoeft te
rekenen op hulp van de andere eurolanden of de Europese Unie.
...en dit ook niet
Om de kans op zoiets nihil te maken, hebben de Europese
landen afgesproken dat het begrotingstekort in een jaar maximaal 3 procent van
het bruto binnenlands product mag bedragen. Zo is bepaald in het artikel 126
van het Verdrag.
Áls het dan een keer wel gebeurt, dan is er een regel dat het
land in kwestie zo snel mogelijk het tekort moet reduceren. De Europese
Commissie zou met aanbevelingen komen hoe dat te doen en er kunnen zelfs boetes
opgelegd worden als een land er niet naar handelt. De staatsschuld mag dan wel
eventjes stijgen, maar echt een probleem zou dat nooit worden. Immers, het
plafond voor de omvang van de staatsschuld in 60 procent van het bbp, zoals
bepaald in het Stabiliteits- en Groeipact.
Dit zijn de beschermingswallen tegen de inflatie volgens de
ECB. In de praktijk blijken ze het papier waarop ze geschreven zijn nauwelijks
waard te zijn.
Ondertussen in de echte wereld
Door enkele jaren geleden te beginnen met staatsobligaties
van de zwakke eurolanden, zoals Italië en Spanje, op te kopen, had de ECB
volgens velen al het verbod op monetaire financiering overtreden. Als dat toen al
niet het geval was, dan is dat zeker gebeurd eind vorig jaar toen Draghi
aankondigde dat de ECB bereid is
onbeperkt staatsobligaties van de eurolanden
op te kopen als dat nodig is (merk op dat de andere centrale banken die dit doen, zoals
de Fed, grenzen hebben voor het bedrag dat ze eraan willen uitgeven!).
De ECB heeft ook al in een vroeg stadium van de crisis
bepaald dat de commerciële banken er onbeperkt geld kunnen lenen. Wel tegen
onderpand, maar in loop der tijd zijn de onderpandeisen enorm versoepeld. Dit
om te voorkomen dat bijvoorbeeld staatsobligaties van enkele eurolanden niet
meer als onderpand gebruikt kunnen worden, door verlagingen van kredietwaardigheid van die landen. De banken maken daar gretig gebruik
van en sluizen het bij de ECB-geleende geld vervolgend veelal door naar de eigen overheden. In ruil
krijgen ze namelijk staatsobligaties met een leuke rente.
Waar een gewone
belegger daarmee een enorm risico zou lopen, geldt dat niet voor de banken in
de eurozone. Zij kunnen die staatsobligaties namelijk altijd verkopen aan de
ECB of als onderpand gebruiken voor nieuwe leningen.
Daarnaast sluizen veel banken het
bij de ECB geleende geld door naar hun overheden omdat die overheden dat
willen. Er is sprake van
zachte dwang, blijkt uit verschillende verklaringen
van onder meer Portugese en Italiaanse bankiers. In feite is er dus feitelijk
sprake van geprivilegieerde toegang van de overheden tot financiële instellingen,
iets wat verboden zou zijn in de eurozone.
Allemaal een bail-out
Hoe stevig de no-bail out clausule is gebleken, behoeft
nauwelijks uitleg. Sinds het begin van de (euro)crisis hebben Griekenland,
Ierland, Portugal en Cyprus honderden miljarden euros aan noodleningen en garanties
gekregen van de andere eurolanden. Italië, Spanje of Slovenië zijn de
waarschijnlijke toekomstige klanten.
Tot slot zijn er de bepalingen dat een euroland maximaal 3
procent van de totale economie in het rood mag staan – en dan ook tijdelijk –
en dat de totale schuld niet meer dan 60 procent van de totale economie mag
bedragen.
De harde werkelijkheid is dat een land als Griekenland zich in geen
enkel jaar heeft gehouden aan die regel. Ook veel andere landen hebben
behoorlijk gezondigd op dit gebied. Italië, om maar een land te noemen, begon
aan de euro met een staatsschuld van ruim 100 procent van het bbp! Sterker nog,
een meerderheid van de landen die de euro hebben ingevoerd op 1 januari 1999,
had op dat moment een staatsschuld van meer dan 60 procent van het bbp. Ondanks
het feit dat de schending van de 3-procent bepaling eerder een regel is dan een
uitzondering, heeft de Europese Unie nog geen cent aan boetes opgelegd, laat
staan geïnd.
Laatste verdedigingslinie
De conclusie kan nauwelijks anders luiden dan dat de institutionele
arrangementen die de Europeanen moeten beschermen tegen
hoge inflatie, geen
knip voor de neus waard zijn. Maar gelukkig is daar de ECB, de bank die de
opdracht heeft om de jaarlijkse inflatie ‘onder maar in de buurt van 2 procent’
te houden. Hoe zit het daarmee?
De angst slaagt al toe als we bedenken dat die
opdracht onderdeel is van, jawel, het Verdrag. En die angst blijkt niet
onterecht te zijn.
Monetair beleid is alles behalve een snelwerkend instrument.
Het duurt in de regel minstens één jaar voordat een renteverandering effect
sorteert. Dit betekent dat als de inflatie boven de 2 procent uitkomt, de ECB
te laat is. Anders gezegd: hoewel 2013 maar net begonnen is, is het jaar voor de ECB
al voorbij. De bank kan met zijn rentebeleid namelijk de inflatie in 2014 en
verder beïnvloeden, maar nauwelijks meer dit jaar.
Alarm
Gelukkig is er een alarm die op tijd waarschuwt voor het
inflatiegevaar: de geldgroei. Op basis van onder meer de eerder genoemde
wetenschappelijke onderzoeken van de eigen economen, bepaalde de bank nog voor
de geboorte van de euro, dat de kans levensgroot is dat de inflatie te hoog zal
worden als de geldhoeveelheid in de eurozone met meer dan ca. 4,5 procent per
jaar toeneemt. Die alarm is sinds de invoering van de
euro vaak afgegaan. Keer op keer deed de bank echter alsof die inflatie-alarm
niet afging. Sterker nog, ik laat in
Geldmoord (de vierde druk is een kwestie van tijd) zien dat de ECB de alarm in
feite uitgeschakeld heeft.
Kortom, de inwoners van de eurozone hebben heel weinig redenen erop te vertrouwen dat de ECB koste wat kost de inflatie onder de 2 procent zal
houden.
Hetzelfde geldt voor de sinds het begin van de crisis
overeengekomen regels in de Europese Unie en de eurozone, zoals de zogeheten
fiscal compact, vroegtijdig signaleren van mogelijke problemen met begrotingen
of zelfs het opnemen van de verplichting om geen begrotingstekorten te mogen in
grondwetten van de eurolanden.
Ze zijn nauwelijks het papier waarop ze
opgesteld zijn, waard. Europa heeft namelijk zo een beroerd track record met
zich houden aan de eigen regels, dat men vraagtekens zou moeten hebben zelfs
als de Europese Unie formeel vaststelt dat een jaar eindigt op 31 december.