donderdag 13 december 2012

Hoedt u voor de centrale bankiers!



Hij is nog geen baas van de Bank of England, maar MarkCarney laat nu al duidelijk weten wat voor beleid hij wil gaan voeren wanneer hij in het voorjaar verkast van Canada naar Engeland. Zo gaf hij eerder deze week aan dat de centrale banken hun huidige doelstelling, doorgaans jaarlijkse inflatie van circa 2 procent, moeten inruilen voor iets wat het nastreven van een zeker percentage van het nominale bruto binnenlands product ofwel nominal gdp targeting, heet.

Dat klinkt allemaal heel onschuldig. ‘Nominaal’, ‘targeting’ en zeker ‘gdp (bbp)’ zijn niet bepaald woorden die alarmbellen doen afgaan. Zet ze echter samen en het wordt zeer, zeer zorgwekkend. 

Nachtmerrie
Spaarders, beleggers, werknemers, kortom iedereen moet zich grote zorgen gaan maken als de centrale banken inderdaad het advies van Carney overnemen. Die onschuldige benamingen zijn úw ergste nachtmerrie, zoals ik uitvoerig uitleg in mijn boek ‘Geldmoord: hoe de centrale banken ons geld vernietigen’ (bekijk de recensies).

Een percentage van ‘nominaal bbp’ nastreven betekent namelijk dat het moment wanneer een centrale bank de rente moet gaan verhogen, lees de minder populaire maar te zijner tijd (en dat is zeker niet nu!) nodige maatregelen moeten nemen, verder naar de toekomst geschoven wordt.

Anders gezegd: het gevaarlijke monetaire experiment waar de centrale banken in het Westen mee bezig zijn, kan door ineens het nominale bbp na te streven veel langer duren. Daardoor neemt de toch al hoge kans op een monetaire ramp, alleen maar toe.

Dit is het
Een percentage van het nominale bruto binnenlands product nastreven, een idee dat overigens bedacht is achter de burelen van de Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs, betekent dat de centrale bank zou zeggen dat de som van economische groei en de inflatie – dat is het nominale bruto binnenlands product – een aantal jaren gelijk moet zijn aan zeg 5 procent. Dat zou bijvoorbeeld de praktijk legaliseren dat in een jaar waarin de economie nauwelijks groeit, de centrale bank de prijzen met 5 procent mag proberen aan te jagen. En als hij daar niet in slaagt, dan mag hij de ongebruikte ruime gewoon een jaar doorschuiven.

Dus stel, in een jaar groeit de economie met 0,5 procent en de prijzen stijgen met 3 procent. Ieder weldenkend mens zou zeggen dat het een zeer slecht jaar is geweest. Zo slecht dat een herhaling uit den boze is. De centrale bank zou echter zo redeneren: 0,5 procent groei en 3 procent inflatie is samen 3,5 procent. Ik mikte op 5 procent, maar ben dus 1,5 procent te kort gekomen. Dan is het streven voor het daaropvolgende jaar 5 plus 1,5 procent is 6,5 procent (als men daarnaast zegt ‘we moeten de niet opgebruikte ruimte meenemen naar het  jaar erop). Als de groeiverwachting zelfs een redelijk hoge 2 procent zou zijn op dat moment, dan nog mag de centrale bank dus volkomen legaal de prijzen met 4,5 procent aanjagen (of op zijn minst 3 procent als elk jaar het totaal 5 procent moet zijn, dus zonder de opgebruikte ruimte mee te nemen). Daar gaat uw koopkracht.

Kort samengevat: een centrale bank die een bepaalde groei van het nominale bruto binnenlands product nastreeft, heeft een alibi om de inflatie fors te laten oplopen zonder dat de bank verzaakt. Denk daar aan wanneer u de komende dagen en weken ongetwijfeld vaak over ‘nominal gdp targeting’ leest in de media.

woensdag 21 november 2012

Koopkracht daalt sinds uw geboorte, niet alleen onder Rutte II



Dat kwam hard aan, het Nibud-rapport over de gevolgen van de voornemens van het nieuwe kabinet op de koopkracht van de Nederlanders. Die kan in sommige gevallen met wel 15,9 procent dalen onder Rutte II, aldus Nibud. 

Uiteraard is dat een verschrikkelijk toekomstbeeld. In uw hoofd kunt u voor elke gespaarde euro voortaan 84 cent invullen. Ik wil echter in dit opzicht op twee dingen wijzen die, zo is mijn ervaring, te makkelijk over het hoofd worden gezien.  

In de eerste plaats is daar het feit dat de koopkracht van ons geld sinds de invoering van de euro in 1999 (alleen virtueel, in 2002 kwamen de munten en bankbiljetten) met ruim 25 procent is gedaald. Het is alsof iemand een kwart van uw geld komt en afpakt. Voordat u de euro de schuld geeft: de arme munt heeft er maar weinig mee te maken.

Kikker

Ook in het gulden-tijdperk kwam de koopkracht van ons geld er bekaaid van af. Sinds 1971 is de waarde van de gulden, gemeten naar ‘wat kun je ermee kopen’, gehalveerd.  Zonder dat u het door heeft, bent u in feite al decennialang slachtoffer van geldmoord. En u heeft het niet door omdat die geldmoord geen revolutie maar een evolutie is. Elk jaar stegen de prijzen met ongeveer 2 procent. En als dat gebeurt zijn mensen net kikkers.  

Gooi een kikker in een pan met heet water en de kikker zal er direct uit springen. Zet de kikker daarentegen in de pan met koud water en laat het water langzaam aan de kook komen en de kikker zal langzaam doodgaan en er niet uit springen. Zo is het ook met mensen en inflatie: stijgen de prijzen langzaam, dan merkt niemand dat zijn welvaart ondanks de loonstijgingen na enige tijd achteruit holt.

Gulden

De spectaculaire waardedaling van de koopkracht van de gulden was niet onvermijdelijk. Die had sinds de jaren tachtig juist enorm moeten stíjgen, zoals ik uitvoerig uitleg in mijn boek ‘Geldmoord: hoe de centrale banken ons geld vernietigen’. Wat in 1980 nog 1000 gulden (ofwel ongeveer 450 euro) kostte, had tegenwoordig hooguit 250 euro moeten kosten in plaats van ruim 800.

Naast de kikker-in-de-pan-reden is er nog een, belangrijkste, verklaring waarom we NU koopkrachtdaling van 5 procent afschuwelijk vinden terwijl we de daling van de koopkracht jaar in jaar uit, decennia lang, zonder morren hebben geaccepteerd. De verklaring, die ik uitvoerig behandel in 'Geldmoord: hoe de centrale banken ons geld vernietigen’,  is verrassend.

dinsdag 20 november 2012

Inflatie alleen door verhoging btw en andere belastingen?



Onlangs meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat de inflatie in Nederland in oktober naar het hoogste niveau in vier of zelfs tien jaar, afhankelijk van de rekenmethode, is geklommen. Analisten, economen en scribenten die gevaar van inflatie maar dom vinden, waren er als de kippen bij om te wijzen dat die prijzenstijging louter te danken was aan de verhoging van het btw-tarief van 19 naar 21 procent, per 1 oktober dit jaar.

En dat is ook zo, zoals ik in een eerder bericht op deze blog ook al schreef. Waar de schoen wringt is wanneer diegenen die een andere mening hebben dan de mening dat inflatie (fors) zal stijgen in de nabije toekomst, belastingverhogingen als zo een beetje enige reden noemen voor de stijgende inflatie in de eurozone de afgelopen jaren (daalden de prijzen op jaarbasis in de zomer van 2009 met zo een 0,6 procent, stijgen ze nu met 2,6 procent). 
Zo heeft u wellicht gehoord of gelezen dat zonder belastingverhogingen elders, ook andere landen in de eurozone hebben hun btw-tarieven en andere belastingen verhoogd de afgelopen jaren, er bijna geen inflatie in de eurozone zou zijn. Dat is echter onzin.

Bewijs
 
Weinigen weten dat Eurostat, het Europese CBS zeg maar, behalve de gewone inflatiecijfers, waar de economen en journalisten het over hebben als ze over inflatie spreken, ook enkele speciale inflatiecijfers bijhoudt.

Een daarvan gaat schuil onder de weinig spannend klinkende naam HICP-CT. HICP watte? HICP staat voor Harmonized Index of Consumer Prices en is de maatstaf voor prijsstijgingen in de eurozone. In de HICP zit alles bij, inclusief voedsel en energie. 

Ik noem deze twee categorieën specifiek, omdat diegenen die inflatie ontkennen vaak naar de zogeheten kerninflatie wijzen. Kerninflatie is de inflatie zonder rekening te houden met de prijzen van voedsel en energie. Zoals een bekende econoom ooit opmerkte, die inflatie is alleen van belang voor iemand die niet eet, drinkt, rijdt of stookt.

Belastingen

En CT, waar staat CT voor? CT staat voor ‘constant taxes’ ofwel ‘onveranderde belastingen’. HICP-CT geeft dus aan hoe de prijzen zich ontwikkeld zouden hebben als álle overheden in de eurozone de belastingen ongewijzigd hadden gelaten in loop der tijd.

Qua toepasselijkheid is deze maatstaf net zo geschikt als de zojuist genoemde kerninflatie. Maar de HICP-CT index is wel te gebruiken om antwoord te geven op de vraag of er inderdaad nauwelijks inflatie zou zijn geweest als de overheden de btw-tarieven niet hadden verhoogd. Wat vertelt die HICP-CT ons?

Men zegt wel eens dat één plaatje meer dan 1000 woorden zegt. Ik laat het dan ook bij het plaatje van prijsstijgingen in de eurozone zónder belastingverhogingen zoals de btw-verhoging in Nederland begin oktober dit jaar. Maar er is geen inflatie hoor, echt niet.  Het zijn die dekselse belastingen!


 



woensdag 14 november 2012

Week van het geld, het verzwegen verhaal



Deze week is het in Nederland niet alleen de week van de tweede regeerakkoord geweest, maar ook van het geld. Gedurende die Week van hetGeld ‘kom je alles te weten over geld’ aldus de organisatie van die week. Door het hele land zijn er tal van activiteiten georganiseerd, vooral gericht op scholieren en jongeren. Zo is er bijvoorbeeld een interactieve belevenis bij De Nederlandsche Bank (DNB) en kan men in het Geldmuseum alles ontdekken over hoe de munten worden gemaakt en hoe het geld uit de machine rolt. 

De kans is groot dat de jongeren en scholieren een heleboel mooie, interactieve, verhalen te horen krijgen, een leuke middag zullen beleven en tevreden naar huis zullen gaan. Dat zou heel anders zijn als ze ook het verzwegen verhaal zouden meekrijgen. Dat verzwegen verhaal is het verhaal over de waarde van ons geld. Anders gezegd, het is het verhaal over de ontwikkeling van de koopkracht, een zeer actueel onderwerp, in loop der tijd. 

Koopkracht

Nederland is een van de weinige landen waar er cijfers bestaan over ontwikkeling van inflatie die eeuwen terug gaan. Dankzij het in Amsterdam gevestigde Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis weten we hoe de koopkracht van de gulden zich ontwikkeld heeft sinds 1450. Uit die gegevens blijkt dat de koopkracht van de gulden in 1913 ongeveer gelijk was aan de koopkracht van de munt in 1625. 

Een index die de ontwikkeling van de koopkracht weergeeft stond bijvoorbeeld in het jaar 1625 op 54 punten. In 1725 is die geklommen naar 62 punten. Honderd jaar later, in 1825, is de index te vinden op hetzelfde niveau van 62 punten. En bijna weer een eeuw later, in 1913 is die te vinden op 63 punten. Als de index stijgt, dan betekent dat dat de prijzen stijgen. 

De stijging van de index die de koopkracht weergeeft, tussen 1625 tot 1913 betekent dat de inflatie over die bijna 300 jaar ongeveer 15 procent bedroeg. Dat komt neer op zo’n 0,1 procent inflatie per jaar gemiddeld. Ter vergelijking: in moderne tijden vinden we jaarlijkse prijsstijgingen van 2 procent erg goed nieuws. De prijzen zijn in de afgelopen paar jaar alleen al met ruim 15 procent geklommen.

Spectaculair mislukt

Dit betekent niet dat er vóór 1900 geen inflatie was. In sommige periodes stegen de prijzen redelijk snel en als gevolg zakte de koopkracht. Het verschil met de moderne tijden is echter dat elke keer nadat de prijzen stegen, zij net zo hard gingen dalen waardoor de gemiddelde inflatie zo goed als 0 procent kon zijn door de eeuwen heen.  Vanaf het begin van de 20ste eeuw verandert dit allemaal ingrijpend. Niet alleen in Nederland maar de hele wereld. De 20ste eeuw is ook de eeuw van de centrale banken: geld dat gekoppeld was aan bijvoorbeeld goud, werd losgekoppeld daarvan en verbonden aan het vertrouwen in de centrale banken dat ze de waarde van ons geld zullen waarborgen. Dat is echter spectaculair mislukt. 

De index die de koopkracht van de gulden weergeeft, die zoals gesteld tussen 1625 en 1913 nauwelijks was gestegen, was in 1918 al te vinden op 102 punten. Zelfs tijdens de Grote Depressie en de aanhoudende prijsdalingen toen, is de index nergens in de buurt van het niveau uit 1913 gekomen. Inmiddels staat de index op bijna 1400 punten.

In plaats van tentoonstellingen over ons geld en ongetwijfeld indrukwekkende verhalen over hoe munten geslagen worden tijdens de Week van het Geld, zouden de scholieren en andere geïnteresseerden het verzwegen verhaal over de waarde van ons geld door de eeuwen heen moeten krijgen, met de grafiek van de ontwikkeling van de koopkracht van de gulden sinds 1450 als hand-out voor de reis richting huis.