donderdag 11 juli 2013

Srebrenica voorkwam ondergang van Europa



Anno 2013 kampt Europa met grote economische problemen. Die zijn ontstaan doordat er heel lang te veel geld in omloop was. Daardoor zijn de schulden van staten en huishoudens zodanig toegenomen, dat de Westerse economie inmiddels onder die schuldenlast is bezweken. Sinds het begin van de crisis, eind 2008, hebben de centrale banken, de enige instellingen die legaal geld mogen drukken, de Westerse economieën overspoeld met geld in de hoop daarmee de economie weer aan de praat te krijgen. Voorlopig lukt dat nauwelijks. De economische problemen duren nu al een half decennium en het einde is nog niet in zicht. En dat terwijl het geld volop aanwezig is.

Ruim vijf eeuwen geleden kampte Europa met precies het tegenovergestelde: er was een schrijnend tekort aan geld en dat zette de Europese economie in die tijd nagenoeg stil.

In die tijd waren de munten in Europa gemaakt van zilver en goud. Er was geen ongedekt papiergeld zoals tegenwoordig – in historisch opzicht is ongedekt papiergeld zeer jong – wat betekende dat de heersers van toen geen extra geld konden maken zoals de centrale banken van tegenwoordig. 

De enige manier om voor extra geld te zorgen was door meer zilver uit de grond te halen.  De zilverproductie in Europa daalde echter sinds 1400 dramatisch. Deze daling was zo sterk dat het rond 1450 nauwelijks meer mogelijk was om in Europa nieuwe zilvermunten te slaan. Hoe ernstig dat voor de economie van Europa was, blijkt duidelijk uit het volgende. In 1451 keerden twee Franse en Italiaanse handelsschepen onverrichter zake huiswaarts uit de Spaanse stad Valencia. Zij konden er niets verkopen omdat niemand in Valencia geld had om hun goederen te kopen.

Het probleem was technologisch van aard. De zilvermijnen bereikten de maximale diepte waar het mogelijk was de mijngangen leeg te pompen met de technologie van toen.  Hierdoor dreigde de economie van Europa stil te vallen. Dat dat níet is gebeurd, heeft Europa te danken aan een stadje in Bosnië-Herzegovina dat sinds 1995 synoniem is voor genocide: Srebrenica.

Volgens de Amerikaanse geoloog Richard Cowen was het alleen nog de zilvermijn in Srebrenica (de naam ‘Srebrenica’ is afgeleid van het Bosnische woord srebro, wat zilver betekent) die tussen 1400 en 1450 in Europa voor aanbod van zilver zorgde. Dat bood tijdelijk soelaas - ook de Bosnische zilverproductie piekte rond 1430 – maar daarmee was net voldoende tijd gekocht voor Europese ingenieurs om nieuwe technologieën te ontwikkelen.

Vlak na 1450, net voordat de zilvermijn in Srebrenica ook zou opdrogen, lukte dat. Europese ingenieurs ontdekten nieuwe technieken waardoor diepere mijngangen wél leeggepompt konden worden. Zo verschenen in die tijd de eerste water- of paardaangedreven vacuümpompen. Daardoor werden ook de overstromingen in de zilvermijnen sterk gereduceerd. Dankzij die innovaties waren de oude zilvermijnen door heel Europa weer back in business. Ook ontdekten de toenmalige ingenieurs dat het toevoegen van lood aan het erts sneller, makkelijker en meer zilver opleverde aan het einde van het smeltingsproces. Tot slot werden nieuwe zilvervoorraden ontdekt, met als de hoofdprijs zilver ontdekt in 1516 in Joachimsthal, dat tegenwoordig in Tsjechië ligt. Die zilvermijn was zo belangrijk voor Europa, dat de naam van de munten die daar werden geslagen tot op de dag van vandaag bestaat: de Joachimsthaler werd afgekort tot thaler, het woord waarvan ‘dollar’ is afgeleid.

Door dat alles verdubbelde de zilverproductie in Europa tussen 1470 en 1520. Maar het was het Bosnische zilver dat Europa van een ondergang heeft gered. Aan het stadje waar de hele wereld ook dit jaar op 11 juli veel aandacht voor heeft vanwege de genocide die daar plaatsgevonden heeft, kleeft dan ook een ander etiket, namelijk van de redder van de Europese economie.